Historiek

De Congregatie der Dochters van de Heilige Jozef te Evere heeft haar verre oorsprong te danken aan Johannes Jacobus Thomas die in 1790 de grondslag legde voor een nieuwe religieuze genootschap te Leefdaal. Men begon zeer bescheiden met de drie gezusters Van den Kerckhoven die onderricht gaven aan een veertigtal arme meisjes uit de parochie.


 





Dit kleine klooster, dat in 1844 nauwelijks een twaalftal Zusters telde, was de bakermat van drie nieuwe congregaties: Schaarbeek, Eizeringen en Strombeek.


Nadat, in 1853, het huis van de Congregatie te Schaarbeek werd toegewezen aan de Openbare Onderstand, verhuisden de vier Zusters naar Evere. Zij vestigden zich in een gewezen bakkershuis, gelegen in de huidige Marnestraat, dat Pastoor Tubbax voor de Dochters van Sint Jozef had gekocht om er te wonen en les te geven. In de eerste 5 jaren sloten zich slechts 5 nieuwelingen aan. Er was in het kleine klooster niet alleen nood aan werkkrachten maar eveneens aan financiële middelen. Om die grote nood enigszins te verhelpen werd besloten om naast de school/klooster een rustoord in te richten voor gegoede dames die mits een gematigd pensioen aanvaard zouden worden.


Dit was een bron van inkomsten en een nieuwe caritatieve bedrijvigheid. Tussen 1858 en  1863 verblijven er 10 dames. In 1879 zijn er dat 20.
Er komt ook vooruitgang in de recrutering van het aantal religieuzen, in 1877 zijn er 17.

De kloosterschool was een vrije school dus kregen zij geen enkele toelage van de overheid maar de pensioenen van de dames, opgenomen in het rustoord, verschafte hen de nodige middelen om de school recht te houden.

Vanaf 1879 werden ook jongens toegelaten in de kloosterschool. In 1913 was de school zeer bloeiend: er werden 200 kinderen onderwezen. Het aantal religieuzen was tot dertig gestegen.

Tijdens wereldoorlog I en II werd het kloostergebouw tot driemaal toe gebombardeerd maar telkens kwamen ze er enkel met veel stoffelijke schade en onbeschrijflijke schrik vanaf. In 1947 begint men aan de heropbouw, deze werken zullen pas in 1953 voltooid zijn.

De volgende jaren bloeien het rustoord en de school op. Begin jaren tachtig wordt de school overgelaten aan de ‘Parochiale Werken’.



 


Het rustoord telt intussen 55 kamers waar zowel valide als invalide bewoners zijn gehuisvest en kreeg een erkenning als Rust- en Verzorgingstehuis.

Hierdoor was een grondige renovatie van het bestaande gebouw noodzakelijk. Tegelijkertijd werd er een nieuwe vleugel bijgebouwd waardoor het aantal kamers op 90 komt.

Er wordt een erkenning toegekend voor 60 RVT-bedden en 30 RO-bedden.